‘Heb jij de lucifers?’
‘O, die had ik net in de tent gelegd.’
Ik loop vanuit de buitenkeuken terug naar de yurt, langs het composttoilet en de stapels brandhout. De bomen om me heen gloeien op in het licht van de ondergaande zon. We zijn hier vanmiddag aangekomen en ik ken het terrein nog niet. Verdwalen is onmogelijk op deze schaal, maar jezelf kwijtraken, dat zou zomaar kunnen. Ik weet dat ik los in mijn lichaam zit.
Bijna twintig jaar geleden gebeurde het voor het eerst. Met mijn tutorgroep van de Evangelische Hogeschool was ik aan het kamperen; het Beloofde Land heette de camping. ‘s Avonds laat, alleen in het washok, keek ik in de spiegel en zag ik mezelf niet meer. Ik zag mijn gezicht, maar ik zat er niet meer in. Ik herinner me nog dat ik over de donkere camping naar onze tent terugliep, rende misschien. Eenmaal bij de anderen wist ik weer dat ik bestond. Maar de angst had een haakje gevonden, en de excursie naar de Ardennen heb ik afgezegd onder het mom van overspannen zijn. Ik woonde toen nog bij mijn ouders, en ik weet nog hoe ik dagenlang op bed lag en geen woorden kon vinden voor wat ik voelde.
Ik kan de yurt al zien, maar ik begin te zweten en voel mijn hart tekeer gaan. Mijn hand vindt mijn telefoon; mijn trouwe Nokia, de reddingslijn die me verbindt met mensen. Tegenwoordig is dat wat me drijvende houdt, de optie om F te bellen, of mijn moeder, en door hun stemmen weer teruggeroepen te worden naar mijn lichaam. Ik denk aan Y, onze kleuter die klaar zit bij de vuurplaats en wacht op de lucifers. Ik concentreer me op mijn voeten, voel hoe stevig de aarde is. Ik vertel mezelf dat er hier niets is om bang voor te zijn.
Thuis zijn in je lichaam, is het moeilijker als de wereld om je heen is dolgedraaid? Matt Haig is een Britse schrijver die ervaring heeft met angst en depressie. Hij vat het zo samen: “We are sensitive creatures in an unnatural society and we can feel life’s depths and its heights.” Een onnatuurlijke maatschappij, is dat niet een pleonasme? De vroegste culturen in Nederland richtten al de hunebedden op; wij willen meer zijn dan ons lichaam, we streven en bouwen om maar niet vergeten te worden. Spoel het filmpje vooruit en je raast over de snelweg waar tussen de distributiecentra en zonnepanelen een groepje kale bomen als een streepjescode aan de einder staat.
Vandaag even niet. De lucifers worden gevonden, het vuurtje wordt aangestoken, boekjes worden gelezen. De eigenaar van de yurt heeft dit land 14 jaar geleden gekocht als een kale akker. Hij heeft er bomen geplant en nu wemelt het hier van het leven. Het terrein zit vol beschutte plekjes. Hij komt zelfs weleens een hertenjong tegen dat door de moeder even is achtergelaten als ze zelf op zoek is naar eten. Ik denk aan het hertenjong als ik Y zie slapen in het avondlicht, vuurrode wangen op het frisgewassen kussensloop. Vlak naast zijn bed ritselen vleugeltjes; twee winterkoninkjes hupten naar binnen toen de zon onder was. Zelfs vindt de mus een huis, dat prachthuis dat daar staat op Groene Heuvel.
We sluiten de deur.
(Mijn woorden plus die van Matt Haig en Huub Oosterhuis)