‘Dan zijn hun met z’n drieën, dat is net zo gezellig.’
Y. zit aan de eettafel met twee buurmeisjes. Ze stapelen de kaas, de boter en de jam op elkaar; alle drie moeten ze naar de koelkast.
‘Dat is heel zwaar voor de kaas, hè.’
Ik luister ze graag af, de kleuters. Ze gaan spontane relaties aan met spullen; het kleed is een tent, nu is het een schip. Ze ervaren de wereld via hun lichaam, ze zijn intiem met de dingen. Niet voor niets zijn het in Belcampo’s verhaal ‘De dingen de baas’ een meisje en haar pop die de macht van de overheersers aan het wankelen brengen.
Als volwassene moet ik me in meer bochten wringen om mijn relatie tot de dingen te bepalen. Ik voel me persoonlijk aangesproken als Timothy Morton het ‘beautiful soul’ syndroom beschrijft: De milieuactivist die het kwaad daarginds ziet, en zichzelf een goed mens vindt omdat ze er geen deel van uitmaakt. Het is een kwaadaardige manier van denken, zegt Morton. Een ecologisch bewustzijn betekent allereerst de realisatie dat ik hopeloos verstrikt ben in het kippengaas van alles dat bestaat, dat ik medeplichtig ben.
Met Y. fiets ik naar het station. Als we het perron oplopen, komt er met veel geraas een goederentrein aanrijden. De eindeloze rij containers mindert vaart en komt tot stilstand. Een paar minuten later arriveert onze eigen trein. We vinden een leeg zitje en kijken naar de mensen op het perron. Door het raam lijkt de wereld opgedeeld in smalle stroken: bovenaan de blauwe lucht, dan roestbruine containers, een zwarte bank, en onderaan de grijze stoeptegels. Het meisje op de rugleuning van de bank en de flatgebouwen in de verte vlechten zich er tussendoor.
De spoorbrug kruist de brede rivier, de nieuwbouw bij Lent raast langs ons raam. Hoe leef je als je weet dat je niet kunt ontsnappen? Het is simpel, zegt David Abram – gebruik je zintuigen, word weer dier, word weer ding. Belcampo somt op hoe ding-achtig wij zijn: De zwaartekracht heeft vat op u, een blinde muur houdt u tegen, gij zijt breekbaar en de wind waait u om. Met een beetje nederigheid kom je een heel eind. We hoeven alleen maar te bukken en te strekken, over en onder als de inslagdraden van een tapijt. We vouwen ons om de bomen en de huizen heen – ‘voorzichtjes,’ zou Y. zeggen – wetend dat het nooit goed genoeg zal zijn, maar dat we het moeten proberen.
Timothy Morton: Hyperobjects: Philosophy and Ecology after the End of the World David Abram: Becoming Animal: An Earthly Cosmology Belcampo: Sprongen in de branding