Ik werk aan een roman over de relatie tussen het land en de mensen.
Mijn verhaal werd geboren in Drenthe, waar de oude heiligdommen nog overeind staan. Een duizelingwekkende gedachte – de stenen waar mijn kleuter op klimt, zijn hier vijfduizend jaar geleden doelbewust neergezet door mensen. Probeerden ze krachten van de natuur te vangen in hout en steen en menselijke vormen, en is de ziel van het land toen langzaam uit de bossen gesijpeld?
In de jaren ’70 schrikt een Wageningse student wakker als de Club van Rome berekent dat we onze economie radicaal anders moeten inrichten. Van alle kanten komt de revolutie op gang, er is enthousiasme en avontuur. Ik ben onder de indruk van deze generatie milieubeschermers, maar hoe voelden zij zich in de vroege eenentwintigste eeuw, toen natuur en milieu in Nederland steeds minder aandacht kregen?
Deze vragen bekijk ik door de ogen van een jonge vrouw die worstelt met een angststoornis. Hier komen mijn eigen paniekaanvallen aan de orde; momenten waarop mijn geest mijn lichaam ontvlucht. De hoofdpersoon van mijn roman, kleindochter van een milieuactivist, zoekt naar verbinding met haar natuurlijke omgeving. Kunnen we ons op dit hele kleine stukje aarde nog deel voelen van de natuur, of zijn we voorgoed vervreemd van het land?